Veelgestelde vragen
Begrippenlijst
Wij melden al onze cliënten aan bij de Verwijsindex. Via dit signaleringssysteem kunnen hulpverleningsinstanties zien of een kind ook al bij een andere instelling bekend is. In de Verwijsindex wordt gemeld dat er contact is met een hulpverleningsinstantie. Er worden geen inhoudelijke gegevens vastgelegd. De Verwijsindex is gekoppeld aan de landelijke Verwijsindex risicojongeren (VIR), zodat de gegevens ook vanuit de andere provincies te raadplegen zijn.
Een bijeenkomst bij de rechtbank, waarbij één of drie rechters een beslissing nemen. Hierbij zijn in ieder geval de Officier van Justitie en de griffier aanwezig. De ouders mogen komen. Als het om een kind gaat dat ouder is dan 12, mag hij of zij ook komen. De raadsonderzoeker kan aanwezig zijn. De gezinsvoogd of jeugdreclasseringsmedewerker ook.
Als er plotseling problemen ontstaan of als de problemen ineens heel erg worden, is er een spoedversie van de OTS. Deze spoedversie is de voorlopige ondertoezichtstelling: de VOTS. Een VOTS duurt drie maanden. Tijdens deze drie maanden wordt onderzocht wat er precies aan de hand is. Na drie maanden kan een VOTS omgezet worden in een definitieve OTS.
Soms is het thuis zo onveilig voor een kind, dat het beter is dat het kind niet meer thuis woont. De kinderrechter besluit dan dat het kind (tijdelijk) bij familie, in een pleeggezin, gezinshuis of in instelling moet wonen. Dit heet een uithuisplaatsing: een UHP.
Wanneer een jongere zich niet houdt aan de leerplicht wet, spreken we van schoolverzuim. De rechter kan een jeugdreclasseringsmaatregel opleggen wanneer een jongere voor een langere periode niet op school komt.
De plaats waar de kinderrechter beslissingen neemt.
Iemand maakt zich zorgen over een kind of jongere. Diegene vertelt dat aan de Raad voor de Kinderbescherming. Samen met de Raad voor de Kinderbescherming is er een gesprek over de situatie, dat heet de ‘Jeugdbeschermingstafel’. Daarna gaat deze onderzoeken of die informatie klopt. En als dat zo is, of het gezin dan hulp nodig heeft. Dat onderzoek heet een raadsonderzoek. De Raad voor de Kinderbescherming geeft dat onderzoek aan de kinderrechter. Die beslist wat er moet gebeuren.
Dit zijn wetten waarin staat dat niet iedereen alles over andere mensen hoeft te weten. Die wet regelt bijvoorbeeld wie er in een dossier mag kijken van Jeugd- en Gezinsbescherming. Meer informatie vindt u in de privacyverklaring.
Als een kind bij iemand anders, een pleeggezin, opgroeit en niet bij zijn of haar ouders. De pleegouder voedt het kind op.
Rapport waarin staat hoe het gaat met het kind en wat er moet gebeuren het beter te laten gaan. Het plan ontstaat door gezamenlijke gesprekken en informatie van belangrijke betrokkenen.
Dit regelt dat ouders verantwoordelijk zijn voor hun kind tot 18 jaar. De ouders mogen dan belangrijke beslissingen over hun kind nemen. Bijvoorbeeld naar welke school een kind gaat.
Bij een ondertoezichtstelling blijven ouders het ouderlijk gezag houden. Maar zij mogen niet alles meer alleen beslissen. Dat moeten zij doen in overleg met de gezinsvoogd. Bij voogdij hebben ouders geen ouderlijk gezag meer. De voogd neemt dan belangrijke beslissingen.
Brief van de rechtbank waarin staat wanneer een zitting plaatsvindt en waar dat is. Deze brief stuurt de rechtbank aan de ouders en de jongere vanaf 12 jaar.
Een OTS is een kinderbeschermingsmaatregel die alleen door de kinderrechter kan worden opgelegd. Een OTS betekent dat een gezin een gezinsvoogd krijgt aangewezen. De gezinsvoogd helpt ouder(s) om de situatie bij hen thuis weer op orde te krijgen.
Een OTS is meestal geldig voor één jaar. Maar kan ook verlengd worden. Dat gaat via de kinderrechter.
Familie, vrienden, kennissen of andere bekenden die iemand heeft en die mogelijk kunnen helpen bij het oplossen van een probleem.
Beslissing door een kinderrechter dat een kind niet langer thuis kan wonen. Dan kan een kind voor korte of langere tijd niet meer bij zijn ouders wonen. De jeugdige woont dan in een pleeggezin of instelling.
Soms gaat het om een spoedmaatregel. Dan kan de rechter besluiten zonder zitting. De zitting komt dan later. Is er geen spoed dan beslist de kinderrechter twee weken na de zitting.